Cuba Dagboek

DONDERDAG 16 FEBRUARI

Nu ik mijn eerste Fundadores in rook heb laten opgaan, is het ook tijd om te zien hoe ze gemaakt worden. Twee straten verder dan mijn casa particulare was een sigarenfabriek waar rondleidingen worden gegeven voor toeristen. Hier werken 650 mensen acht uur per dag aan de fabricage van sigaren. Elke sigaar wordt met de hand gerold van tabaksbladeren. De werknemers van de fabriek zaten in grote hallen, ieder achter een eigen tafeltje hun sigaren te rollen, met een vereist minimum van 170 per dag. Het leek me nogal geestdodend werk. De muziek en de groepen langsslenterende toeristen zorgden voor wat afleiding. Elke werknemer mag per dag drie zelfgerolde sigaren mee naar huis nemen, dus dat verklaart waarom zoveel mensen ‘cigar’ in je oor fluisteren als je in Havana over straat loopt. Sigaren in de officiële staatswinkels zijn duur en de werknemers in de sigarenfabrieken verdienen bijna niets. Elke dag komen er dus zo’n tweeduizend sigaren op de zwarte markt terecht. Ik had niet een paar honderd euro over voor een kist sigaren, ik heb er een paar los gekocht. Tegenover de sigarenfabriek hebben ze het Capitol in Washington DC nagebouwd. Van buiten lijkt het sprekend, moet ik zeggen. Van binnen weet ik het niet, in DC mocht ik er niet in. Hier wel, en de ene zaal zag er nog schitterender uit dan de andere. Het is het mooiste bouwwerk wat ik tot nu toe in Cuba heb gezien. Deze voorlaatste dag wilde ik nog wat souvenirs kopen, en het viel me op hoeveel groepen toeristen er overal rondliepen. Het is duidelijk het hoogseizoen. Deze toeristen trekken ook jiñetero’s aan, dus regelmatig werd ik aangesproken door types die iets riepen als “hello my friend, where are you from?”. Ik had de indruk dat het erger was dan toen ik een paar weken geleden in Havana was. Af en toe vluchten naar een westers terras helpt, zoals het café van Hotel Inglaterra waar ik Hans en Barbara weer trof voor een mojito. Daar ben je verlost van de jiñetero’s, maar heb je weer te kampen met obers die het geen moer interesseert of je nou wel of niet je drankje krijgt. Ze zijn chagrijnig en apathisch, bijna tegen het autistische aan. Hun gedrag is natuurlijk te verklaren met de gedachte ‘ik krijg mijn salaris toch wel’. Wat ze nog moeten leren, is dat ze door vriendelijkheid wellicht een fooi van 1 peso kunnen krijgen. Dat is een behoorlijk vermogen voor Cubanen. Het sympathieke Tiroolse stel nam de nachtbus naar Holguin, ik ging naar mijn casa voor een onsmakelijk hapje vis. Er was ook nog een paranoïde Engelse in mijn casa, een treurig kijkende vrouw waar ik geen zin in had om de laatste avond nog wat mee te ondernemen. Ik was ook nog ‘n beetje gaar en wilde alleen van wat muziek genieten. De eigenares van mijn casa vroeg me tot drie keer toe of ik bij terugkeer ‘s nachts geen chicka mee wilde nemen. Dat zou haar in grote problemen brengen. Het lijkt wel alsof de Cubanen alleen maar denken dat ik voor de hoeren de Atlantische Oceaan ben overgestoken. De jiñetero’s, de veronderstelling dat alleenreizende mannen alleen maar voor de vrouwen komen…. ‘t is vermoeiend, reizen in Cuba.

> Lees verder naar vrijdag 17 februari

ReizenReizen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Protected by WP Anti Spam