Cuba Dagboek

MAANDAG 6 FEBRUARI

Om één uur in de middag zat ik al aan de rum nadat diverse andere pogingen mijn plan te trekken, waren mislukt. Het was een glaasje Havana Club dat iedereen kreeg uitgedeeld bij een bezoek aan het Rummuseum in deze stad. Je laat de rum in je keel glijden terwijl je door het museum loopt. Ik heb het nog niet eerder meegemaakt dat je met drank door het museum mag lopen. Ik trachtte eerder een bezoek te brengen aan het Bacardi Museum, het oudste museum van Cuba, maar dat was om onduidelijke redenen gesloten. Een bezoekje aan de sigarenfabriek meed ik nadat ik in de omgeving werd belaagd door allerlei figuren die iets van me wilden. Internetten mislukte omdat ik een eeuwigheid moest wachten totdat ik aan de beurt was, en daar had ik geen zin in. Na herhaalde pogingen lukte het me wel een tafeltje te veroveren in Hotel Casa Grande op het Plaza Cespédes. Het terras van dit hotel kan met recht concurreren om de titel in de categorie ‘slechtste bediening’. Zelfs in Amsterdam word je nog vriendelijk geholpen vergeleken met de hautaine houding van de obers van Casa Grande. De obers proberen je eerst te negeren en als ze eindelijk langskomen mag je blij zijn als je na lange tijd je bestelling krijgt. Het is duidelijk een symptoom van het communisme: er is geen concurrentie tussen de staatshotels en men krijgt toch wel zijn loon, dus waarom zou je je best doen? Ik ging erheen omdat het het enige terras is waar je een cafeïneshot kunt krijgen, maar op andere plekken is het net zo treurig gesteld met de bediening. Na de kop koffie heb ik op het plein een oude man geholpen aan een pen van 20 cent. De man vertelde me dat hij vroeger leraar Engels was en nu af en toe met toeristen gaat kletsen om zijn taalvaardigheid op peil te houden. Hij zei dat-ie niet eens genoeg verdiende om een pen te kopen, die je alleen met convertible peso’s kunt betalen. Samen met hem heb ik in een toeristenwinkel een pen uitgezocht waarmee hij weer brieven kan schrijven. Hij was me erg dankbaar. Op het plein zag ik ‘s middags ook weer Teun en Toon met een fles rum rondwiebelen. ‘s Avonds keerde ik terug en waren ze er nog. In echt heten ze Caspar en Henri. Er was ook rum drinkende Zwitser bij. De nogal bleke Hans was alleen maar naar Cuba gekomen om meisjes te scoren, vertelde hij me. ”Maar het valt tot nu toe wat tegen.” Met z’n vieren gingen we naar de Casa de la Trova, dé plek in Santiago waar elke avond muziek wordt gemaakt en wordt gedanst. De meisjes hingen natuurlijk weer tegen ons aan en ik heb zelfs mijn eerste salsapasjes geleerd. Na sluitingstijd namen we met z’n vijven, Caspar had een griet bij hem op schoot, een Lada-taxi naar Tropicana. Dat is dé discotheek van Santiago. Toen we daar midden in de nacht aankwamen, was het vrijwel volledig uitgestorven, op een paar meisjes na die hoopten nog een rijke toerist aan de haak te slaan. Terug naar het plein liet Caspar zijn meisje ergens op straat achter. Hans was diep ongelukkig dat hij deze avond weer geen minnares had opgeduikeld, maar ik en de Hollanders hebben erg gelachen. Het zullen nooit mijn vrienden worden, maar ondanks de flessen rum zijn het niet zulke kwade gasten.

> Lees verder naar dinsdag 7 februari

ReizenReizen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Protected by WP Anti Spam