Cuba Dagboek

DONDERDAG 9 FEBRUARI

De man keek me meelijwekkend aan toen ik m’n gepakte rugzak in zijn huiskamer plantte, maar ja, ik wilde privacy. Ik verkaste naar Hotel La Rusa, waar ooit Fidel en Che nog hebben geslapen (waar niet?). Het ligt aan de zee en hoewel ik die niet kan zien, kan ik ‘m wel ruiken. Of komen die geuren uit de keuken van de buren? Helaas was er weer een grijs wolkendek, gisteren brak er ook al een plensbui los. Ik liep naar de heuvel die achter Baracoa is gelegen en bezocht daar het archeologisch museum. Als je in een grot een smalle wenteltrap afdaalt, zie je daar botten en skeletten van de indianen die hier ooit geleefd zouden hebben. Ook liggen er een paar scherven van potten en pannen die deze indianen ooit gebruikt zouden hebben. Nog meer twijfels rezen bij mij op toen ik even later een kruis aanschouwde in de kathedraal van Baracoa. Het ding zou door Columbus hier zijn achtergelaten toen hij in 1492 voet aan wal zette. Ik vond het kruis er nogal mooi en schoon uitzien, zou Columbus het uit Portugal hebben meegenomen? Hier aanbidden ze het kruis en het staat ook netjes achter glas zodat niemand er aan kan komen. In mijn zucht naar iets lekkers stuitte ik weer op de onbedoelde neveneffecten van dat prachtige communistische systeem (mijn maag was inmiddels hersteld). Overal lege schappen, zelfs in de winkels die voor toeristen zijn bedoeld. Ik had er heimelijk naar uitgekeken veel chocola weg te vreten, want daar staat Baracoa om bekend. Oh ironie, nergens is chocolade te krijgen…. Zelfs een fles water kon ik ergens met pijn en moeite vinden, overal kreeg ik te horen dat het was uitverkocht. De restaurants voor toeristen hebben een menukaart met behoorlijk wat keus, maar zeker de helft hebben ze niet. In de bar van mijn hotel ontbrak zelfs Bucanero, hét nationale bier van Cuba. Overal zie je Cubanen met blikjes Bucanero lopen. De schaarste is ongetwijfeld het gevolg van het communisme, en niet omdat Baracoa toevallig zo afgelegen ligt. Ook in dit stadje aan de Atlantische Oceaan werd ik natuurlijk weer de hele dag lastiggevallen, en ik probeer het maar te negeren. Door een gebrek aan zon zat ik veel op het centrale pleintje, waar ik om de haverklap werd benaderd. Hier waren het geen vrouwen, maar kerels die me een munt van Chue Guevara wilden verkopen, me een huurscooter wilden aansmeren of me simpelweg om geld vroegen. Geen last van dat alles heb je als je over de Malecon loopt, de lange boulevard langs de zee. Asgrauwe en verwaarloosde Oost-Europa flats scheiden de Malecon van het historische centrum. Ik snoof er ‘s avonds in het donker de zeelucht op en zag in de verste verte geen enkel lichtje op zee. Geen enkel schip dat langs de kust van Cuba vaart. Ongelofelijk, zo geïsoleerd is dit land geworden. Om dat te verwerken ging ik naar de lokale Casa de la Trova, waar ze nog wel Bucanero hadden. Binnen zaten de toeristen naar muziek te luisteren, buiten stonden Cubanen die verlangend naar binnen keken. Iedereen moest zich voorstellen. Ik zei dat ik uit Islanda kwam, “norte del mundo”.

> Lees verder naar vrijdag 10 februari

ReizenReizen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Protected by WP Anti Spam