Dagboek van een wereldreis

Vrijdag 26 april

Deze dagen dat ik me in de trein moet vermaken kan ik geen woord uitbrengen. Niemand in mijn compartiment, en volgens mij ook niemand in mijn coupé, spreekt een andere taal dan Vietnamees. Ik ben dus weer eens de enige buitenlander (dat ook wel zo zijn charmes heeft) die 44 uur zijn mond moet houden. Ik vind het een beetje op een gevangenis lijken, temeer je daar óók geen aanspraak hebt, niet naar buiten kan en tegen tralies aankijkt. Voor de ramen van mijn trein zitten namelijk tralies om de stenen van stenengooiende kinderen tegen te houden. Zo nu en dan kan ik in het gangpad op een krukje zitten om door de tralies heen naar het landschap te staren. Het landschap is mooi, heuvelachtig en groen en af en toe rijden we vlak langs de kustlijn van de Zuid-Chinese Zee. Vaak zie je nog tekenen van de Vietnam-oorlog in de vorm van grafstenen met een kruis erboven. Waarschijnlijk liggen die graven precies op de plek waar men is gesneuveld. Je ziet ze op de meest afgelegen plekken, midden in de jungle. Ik ga maar weer eens een paar uur slapen op mijn plank, terwijl de trein voortraast met 40 kilometer per uur. Mijn gewrichten beginnen steeds meer te protesteren tegen de hardheid van m’n plank, dus ik hoop dat de komende uren snel voorbij vliegen.

Verder lezen naar zaterdag 27 april.

ReizenReizen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Protected by WP Anti Spam